- slot
- {{slot}}{{/term}}1 [sluittoestel] lock ⇒ fastening 〈van een armband〉2 [einde] end ⇒ conclusion3 [burcht] castle4 [saldo] balance5 [handel] close♦voorbeelden:1 iemand achter slot en grendel zetten • shut someone up/away, put someone behind barsachter slot en grendel • under lock and keyeen deur op slot doen • lock a dooralles op slot doen • lock upeen deur van het slot doen • unlock a door2 slot volgt • to be concludedwe zijn ten slotte maar vertrokken • finally we just lefttot slot • to conclude3 het slot Loevestein • Loevestein castle4 〈figuurlijk〉 per slot van rekening • after all('s said and done), on balance5 aan/bij het slot • at the close
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.